Muziek, geloof en spiritualiteit

Deze column verscheen in november 2011 in het magazine CHANGE.

“Wat betekent die muziek nu voor jou?” vraagt Lieve, een collega singer-songwriter, nadat ze fragmenten beluisterd heeft van de cd die ik afgelopen herfst heb opgenomen. Met ‘die muziek’ bedoelt ze ‘kirtan’, een in het Hindoeïsme verankerde eeuwenoude traditie van het zingen van mantra’s, waarin mijn twee grote passies, muziek en yoga, samenkomen. Ik probeer Lieve naar beste vermogen een volledig en genuanceerd antwoord te geven. Als ik klaar ben, zegt ze: “Hoe je het ook draait of keert, je spreekt gewoon over je geloof.”

Mijn ‘geloof’?! Draaien en keren had ik alleszins gedaan. Want hoe meer ik me met mantra’s in het Sanskriet bezighoud en me verdiep in de yogafilosofie die ermee samenhangt, hoe meer ik mezelf betrap op een woordenschat en concepten waarvan ik als zelfverklaarde atheïst eigenlijk huiver. Ik spreek over ‘roeping’, over ‘het goddelijke’, ja af en toe durf ik zelfs het woord ‘God’ in de mond nemen…

Muziek is door de eeuwen heen ongetwijfeld een van de kunstvormen die het meest doordrongen is van religie. Of we nu denken aan door de christelijke traditie geïnspireerde klassieke meesterwerken, synagogale muziek, Islamitische religieuze composities of in het Boeddhisme of Hindoeïsme gewortelde muziekvormen, religieuze muziek is overal. Tot vandaag wordt muziek gecomponeerd of uitgevoerd om een stem te verlenen aan een religieuze traditie, auteurs spreken over ‘goddelijke inspiratie’ en muziek is voor menig luisteraar de poort naar een religieuze ervaring.

In tijden waarin alles wat met oosterse spiritualiteit te maken heeft hoogtij viert, wint in het westen ook de ‘spirituele’ muziek aan populariteit. Van de crisis waarmee het mainstream muziekcircuit nog steeds te kampen heeft, is weinig te merken in wat met de groffe borstel onder de noemer ‘New Age’ samengekeerd wordt.

 

New Age platenlabels blijven nieuwe acts signeren, concerten van artiesten als Deva Premal & Miten zijn op een mum van tijd volledig uitverkocht en terwijl populaire muziek op grote schaal met een nooit eerder geziene vanzelfsprekendheid illegaal gedownload wordt, tellen fans van Krishna Das of Snatam Kaur zonder verpinken 20 euro neer voor een ouderwetse cd van hun spiritueel idool.

Propageren dat dit een teken is van een niet te ontkennen nood aan spirituele waarden in mijn overwegend a(nti)religieuze omgeving gaat misschien wat ver. En toch kan ik er niet omheen dat deze muziek voor mij persoonlijk vragen en beelden oproept die van de katholieke roots waarvan ik mijn volwassen leven lang weggelopen ben, misschien veel minder ver verwijderd liggen dan gedacht.

“Handen heb je om te geven, van je eigen overvloed…” zong ik als 10-jarige in de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Koningin. Ik heb sindsdien een hele muzikale weg afgelegd, van Sint-Lutgardis via Sint-Michiel over Sint-Lambertus tot Sint-Ignatius. De heiligen moesten uiteindelijk plaats ruimen voor yoga en meditatie.

In 2009 schreef ik echter na afloop van een intense yogaworkshop de song “All I Have”, die uitgroeide tot een soort lijflied dat ik elke keer opnieuw vol overtuiging breng: “And all I want to do, is bow down to you, with open arms and say ‘take this’, for this is all I have and it was never mine to keep, this is all I have, take it, please”.

Is de cirkel rond? Geloof ik dan toch? En is muziek voor mij ondanks al mijn scepticisme een middel om dat geloof te beleven, er expressie aan te geven en dit met anderen te delen? Ik geloof het wel.